Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Psalmen 73

Psalmen

Index

Hoofdstuk 74

1

 

 Een onderwijzing, voor Asaf. O God! waarom verstoot Gij in eeuwigheid? Waarom zou Uw toorn roken tegen de schapen Uwer weide? 

 

 


2

 

 Gedenk aan Uw vergadering, die Gij van ouds verworven hebt; de roede Uwer erfenis, die Gij verlost hebt; den berg Sion, waarop Gij gewoond hebt. 

 

 


3

 

 Hef Uw voeten op tot de eeuwige verwoestingen; de vijand heeft alles in het heiligdom verdorven. 

 

 


4

 

 Uw wederpartijders hebben in het midden van Uw vergaderplaatsen gebruld; zij hebben hun tekenen tot tekenen gesteld. 

 

 


5

 

 Een ieder werd er bekend als een, die de bijlen omhoog aanbrengt in de dichtigheid van een geboomte. 

 

 


6

 

 Alzo hebben zij nu derzelver graveerselen samen met houwelen en beukhamers in stukken geslagen. 

 

 


7

 

 Zij hebben Uw heiligdommen in het vuur gezet; ter aarde toe hebben zij de woning Uws Naams ontheiligd. 

 

 


8

 

 Zij hebben in hun hart gezegd: Laat ze ons te zamen uitplunderen; zij hebben alle Gods vergaderplaatsen in het land verbrand. 

 

 


9

 

 Wij zien onze tekenen niet; er is geen profeet meer, noch iemand bij ons, die weet, hoe lang. 

 

 


10

 

 Hoe lang, o God! zal de wederpartijder smaden? Zal de vijand Uw Naam in eeuwigheid lasteren? 

 

 


11

 

 Waarom trekt Gij Uw hand, ja, Uw rechterhand af? Trek haar uit het midden van Uw boezem; maak een einde. 

 

 


12

 

 Evenwel is God mijn Koning van ouds af, Die verlossingen werkt in het midden der aarde. 

 

 


13

 

 Gij hebt door Uw sterkte de zee gespleten; Gij hebt de koppen der draken in de wateren verbroken. 

 

 


14

 

 Gij hebt de koppen des Leviathans verpletterd; Gij hebt hem tot spijs gegeven aan het volk in dorre plaatsen. 

 

 


15

 

 Gij hebt een fontein en beek gekliefd; Gij hebt sterke rivieren uitgedroogd. 

 

 


16

 

 De dag is Uwe, ook is de nacht Uwe; Gij hebt het licht en de zon bereid. 

 

 


17

 

 Gij hebt al de palen der aarde gesteld; zomer en winter, die hebt Gij geformeerd. 

 

 


18

 

 Gedenk hieraan; de vijand heeft den HEERE gesmaad, en een dwaas volk heeft Uw Naam gelasterd. 

 

 


19

 

 Geef aan het wild gedierte de ziel Uwer tortelduif niet over; vergeet den hoop Uwer ellendigen niet in eeuwigheid. 

 

 


20

 

 Aanschouw het verbond; want de duistere plaatsen des lands zijn vol woningen van geweld. 

 

 


21

 

 Laat den verdrukte niet beschaamd wederkeren; laat den ellendige en nooddruftige Uw Naam prijzen. 

 

 


22

 

 Sta op, o God! twist Uw twistzaak; gedenk der smaadheid, die U van den dwaze wedervaart den gansen dag. 

 

 


23

 

 Vergeet niet het geroep Uwer wederpartijders; het getier dergenen, die tegen U opstaan, klimt geduriglijk op.  

 

 


Psalmen 75

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: