Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Psalmen 51

Psalmen

Index

Hoofdstuk 52

1

 

 Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester. Als Doeg, de Edomiet, gekomen was, en Saul te kennen gegeven, en tot hem gezegd had: David is gekomen ten huize van Achimelech. Wat beroemt gij u in het kwaad, o gij geweldige? Gods goedertierenheid duurt toch den gansen dag. 

 

 


2

 

 Uw tong denkt enkel schade als een geslepen scheermes, werkende bedrog. 

 

 


3

 

 Gij hebt het kwade liever dan het goede, de leugen, dan gerechtigheid te spreken. Sela. 

 

 


4

 

 Gij hebt lief alle woorden van verslinding, en een tong des bedrogs. 

 

 


5

 

 God zal u ook afbreken in eeuwigheid; Hij zal u wegrapen en u uit de tent uitrukken; ja, Hij zal u uitwortelen uit het land der levenden. Sela. 

 

 


6

 

 En de rechtvaardigen zullen het zien, en vrezen; en zij zullen over hem lachen, zeggende: 

 

 


7

 

 Ziet den man, die God niet stelde tot Zijn Sterkte, maar vertrouwde op de veelheid zijns rijkdoms; hij was sterk geworden door zijn beschadigen. 

 

 


8

 

 Maar ik zal zijn als een groene olijfboom in Gods huis; ik vertrouw op Gods goedertierenheid eeuwiglijk en altoos. 

 

 


9

 

 Ik zal U loven in eeuwigheid, omdat Gij het gedaan hebt; en ik zal Uw Naam verwachten; want hij is goed voor Uw gunstgenoten.  

 

 


Psalmen 53

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: